In 2019 kregen meer jongeren jeugdzorg dan in 2015. Het aandeel jonge kinderen in een bijstandsgezin, derdejaarsleerlingen op het vmbo en jonge geregistreerde verdachten was juist kleiner. De arbeidsdeelname onder jongeren was hoger en hun drankgebruik is in deze periode niet veranderd. Dat meldt het CBS op basis van cijfers over kernindicatoren en jeugdzorggebruik in het vandaag verschenen Jaarrapport Landelijke Jeugdmonitor 2020.
Lees publicatie
Het Jaarrapport 2020 van de Landelijke Jeugdmonitor geeft een overzicht van de leefsituatie van jongeren in Nederland. Hierin wordt aan de hand van een aantal maatschappelijke thema’s aandacht besteed aan ontwikkelingen en regionale verschillen. Hierbij komt ook de demografische situatie in Caribisch Nederland aan bod.
Lees publicatie
De arbeidsdeelname van jongeren is na een aanzienlijke daling in het tweede kwartaal van 2020 weer gestegen. De stijging deed zich echter alleen voor bij jongeren die onderwijs volgen. In het derde kwartaal van 2020 hadden 1,3 miljoen jongeren betaald werk. Dat is 62,1 procent van alle 15- tot 25-jarigen. Dat is wel een stuk lager dan in hetzelfde kwartaal een jaar eerder. Toen ging het nog om 66,2 procent. Dit blijkt uit nieuwe cijfers van het CBS.
Lees publicatie
In 2019 waren minder Nederlandse jongeren van 15 tot 25 jaar actief als vrijwilliger dan in de jaren daarvoor. Meisjes doen vaker vrijwilligerswerk in de verzorging, jongens vaker bij een sportvereniging. De belangrijkste reden voor jongeren om vrijwilligerswerk te doen is omdat ze dit leuk vinden.
Lees publicatie
Van de 181 duizend jongeren van 15 tot 27 jaar die zonder startkwalificatie het onderwijs hebben verlaten, hadden 70 duizend geen werk in 2019. Dat zijn er relatief veel vergeleken met de jongeren die wel een startkwalificatie hebben. Een veel voorkomende reden om niet te werken is een ziekte of beperking. Als ze werk hebben, is dat vaker op een lager beroepsniveau dan werkende leeftijdsgenoten met een startkwalificatie. Van de 625 duizend jongeren die geen onderwijs volgen, maar wel een startkwalificatie hebben, hebben 66 duizend geen werk.
Lees publicatieSinds 2012 stijgt het aantal minderjarige kinderen in bijstandsgezinnen ieder jaar. In 2016 woonden 230 duizend kinderen in een bijstandsgezin. Er zijn vooral meer kinderen uit Syrië en Eritrea in bijstandsgezinnen. Ook de duur van de afhankelijkheid van de bijstandsuitkering groeit. Dit blijkt uit nieuwe cijfers van het CBS.
Lees publicatieIn 2015 hadden bijna 152 duizend 15- tot 27-jarigen een uitkering, dat is 6,0 procent van het totaal. In 2014 ging het nog om 160 duizend (6,4 procent). Het gaat hierbij om jongeren met een arbeidsongeschiktheids-, bijstands- of WW-uitkering. Ruim zes op de tien uitkeringsontvangers woonden op zichzelf. Dat meldt het CBS op basis van in de Jeugdmonitor nieuw gepubliceerde cijfers over jongeren met een uitkering.
Lees publicatieRuim 210 duizend scholieren (15 tot 20 jaar) in het voorgezet onderwijs hadden in 2016 een bijbaan. Daarmee hebben vier op de tien scholieren werk. Meestal gaat het om een kleine deeltijdbaan waarvoor alleen elementaire vaardigheden zijn vereist, zoals vakkenvuller en krantenbezorger. Het CBS publiceert elke maand over jongeren in het kader van de Landelijke Jeugdmonitor en heeft daarvoor een nieuwe analyse van de cijfers uit 2016 gedaan.
Lees publicatieWerkende jonge mannen van 15 tot 27 jaar die niet meer op school zitten hebben vaker dan jonge vrouwen een inkomen van minimaal 900 euro per maand (bijstandsniveau 2013). Met dit inkomen zijn ze economisch zelfstandig. Dat jonge mannen vaker economische zelfstandig zijn dan jonge vrouwen komt doordat ze meer uren per week werken. Van alle ruim 640 duizend niet-onderwijsvolgende werkende jongeren is 71 procent economisch zelfstandig.
Lees publicatieIn de provincie Groningen zijn veel gemeenten waar maar weinig jongeren van 15 tot 27 jaar werken. Ook in de grote steden in Zuid- en Noord-Holland werken jongeren niet zo vaak. In Amsterdam, Den Haag en Rotterdam is de arbeidsdeelname van jongeren 59 procent, 52 procent en 53 procent. Dat is veel minder dan het landelijk gemiddelde van ruim 62 procent.
Lees publicatie